Anne Frank,, 1929-1945

Annelies Marie (Anne) Frank was een uit Duitsland afkomstig Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze was ondergedoken in Amsterdam. Zij stierf aan uitputting en/of vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het dagboek is postuum gepubliceerd en later vertaald in vele talen. Het boek heeft inmiddels een oplage van vele miljoenen.

Anne Frank is opgenomen in de Canon van Nederland van de commissie-Van Oostrom als één van de vijftig thema's.

Anne is op 2 juni 1929 in Frankfurt am Main geboren,

in 1933 verhuisde de familie Frank naar Amsterdam om aan de Jodenvervolging (ook bekend als Holocast) van de nazi's te ontkomen.

Anne was net dertien jaar oud toen ze in juli 1942 onderdook in een achterhuis achter het bedrijf Opekta van haar vader Otto Frank aan de Prinsengracht 263. De deur tussen voorhuis en achterhuis zat verstopt achter een boekenkast. In het voorhuis en in het magazijn werkte personeel, waarvan enkelen op de hoogte waren van de onderduikers.

Anne Frank en haar familie hadden hun Duitse nationaliteit verloren vanwege een Duitse wet uit 1941 die alle Joden buiten Duitsland hun staatsburgerschap ontnam. De familie werd op dat moment staatloos. Of de Duitse naziwet die de naar het buitenland gevluchte Duitse Joden hun staatsburgerschap ontnam ooit later is ingetrokken is niet bekend. Anne Frank heeft nooit het Nederlandse staatsburgerschap gekregen.

Anne Frank woonde met haar ouders en zus in het achterhuis van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944. Daar zaten in totaal acht mensen ondergedoken: Otto en Edith Frank (Annes ouders), Annes oudere zus Margot, de heer en mevrouw Van Pels met hun zoon Peter (in het dagboek model voor de familie Van Daan) en naderhand ook Fritz Pfeffer, een Joodse tandarts (die model staat voor het personage Dussel in het dagboek).

In deze jaren hield Anne Frank een dagboek bij, waarin ze onder andere schreef over de angst van het hoofdpersonage 'Anne' tijdens het onderduiken, haar ontluikende gevoelens voor Peter, de ruzies met haar ouders en haar ambities om schrijver te worden. Het enige stukje natuur dat het hoofdpersonage in het boek kon zien vanaf de zolderkamer was de top van een kastanjeboom. Decennia later zou deze boom als Anne Frankboom bestempeld worden. Anne Frank schreef een aantal schriften vol. Na een oproep op radio Oranje in Londen om dagboeken te verzamelen die na de oorlog konden worden gepubliceerd, herschreef Frank een groot gedeelte. In tien weken schreef ze 324 vellen vol, maar ze kon het boek niet meer voltooien.

Het Achterhuis hoort tot de Nederlandse literatuur, het is een bewerking van de werkelijkheid. Zo komen in het boek gebeurtenissen voor die de schrijfster niet zelf kan hebben meegemaakt, zoals razzia's op de Prinsengracht.

Na meer dan twee jaar werden de onderduikers verraden: hun onderduikadres werd ontdekt. Ze werden door de Grüne Polizei en Nederlandse politie-agenten gearresteerd en via kamp Westerbork naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau afgevoerd, en een maand later overgebracht naar Bergen-Belsen.

Het dagboek werd gevonden door enkele personeelsleden in het voorhuis die op de hoogte waren van de onderduik: Miep Gies en Bep Voskuijl (in het dagboek model staand voor het personage Elly Vossen). Zowel Gies als Voskuijl hoorde tot de helpers van de acht onderduikers. Het is niet bekend wie Anne Frank en haar familie verraden heeft.

Nadat zij waren gearresteerd, werden de acht onderduikers plus de helpers Victor Kugler en Johannes Kleiman naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Amsterdam-Zuid gereden. Na enige tijd in een kamer met andere gevangenen te hebben gezeten, werden Kugler en Kleiman naar een andere cel gebracht. Het was de laatste keer dat ze hun vrienden zagen. Van de onderduikers overleefde alleen Otto Frank, de bedenker van het onderduikplan, de oorlog.

De volgende dag werden de onderduikers naar de gevangenis aan het Kleine-Gartmanplantsoen gebracht, waar zij twee dagen verbleven. Op 8 augustus 1944 werden ze naar het Centraal Station van Amsterdam gebracht. Zodra de passagiers binnen waren, gingen de deuren op slot. 's Middags kwam de trein op zijn bestemming aan: kamp Westerbork.

De onderduikers werden in een strafbarak gezet omdat ze zich niet vrijwillig voor 'tewerkstelling in Duitsland' (in werkelijkheid: voor massavernietiging) hadden gemeld. Hun hoofden werden kaalgeschoren, ze kregen minder eten en moesten harder werken dan andere gevangenen. Hun werk bestond uit de demontage van afgedankte batterijen. De bewuste barak, nummer 57, werd in 1957 verkocht en afgebroken, en in Veendam opnieuw opgebouwd en gebruikt als schuur. Op de plaats waar de barak stond hangt een doek met een afbeelding van het bouwsel. Het Herinneringscentrum Westerbork was in 2009 van plan de barak op de originele plek weer op te bouwen. Een brand op 18 juli 2009 verijdelde dit plan.

In de ochtend van 3 september 1944 werden omstreeks duizend mensen naar het oosten gebracht. Een selectieleider kwam de avond tevoren naar de strafbarak, waar hij de namen op zijn lijst voorlas. Ook de onderduikers uit het achterhuis hoorden daarbij. Het was de laatste trein die vanuit Westerbork naar Auschwitz zou vertrekken.

Op vijf september, terwijl het in Nederland Dolle Dinsdag was, arriveerde de trein in het vernietigingskamp Auschwitz II - Birkenau. De acht onderduikers doorstonden de beruchte selectie voor de gaskamers. Vervolgens werden de mannen van de vrouwen gescheiden; Otto Frank, Hermann van Pels, Peter van Pels en Fritz Pfeffer werden naar het nabijgelegen kamp Auschwitz I weggevoerd. Anne, Margot, moeder Edith en Auguste van Pels bleven achter in het vrouwenkamp van Birkenau. Na enkele weken kreeg Anne schurft. Ze werd in het zogenaamde Krätzeblock (Krabblok) ondergebracht dat door een hoge muur gescheiden was van de rest van het kamp. Margot ging met haar mee.

Op 28 oktober 1944 vertrok een transport met 1308 vrouwen uit Birkenau naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Waarschijnlijk maakten ook Anne en Margot daar onderdeel van uit. Edith bleef achter en stierf op 6 januari 1945. Rond eind februari of midden maart 1945 overleed Margot, enkele dagen later overleed ook Anne, waarschijnlijk aan de gevolgen van vlektyfus. In die periode lieten naar schatting 17.000 gevangenen het leven in Bergen-Belsen. Van een kamp-administratie was toen geen sprake meer, de reden dat de exacte overlijdensdata van Anne en Margot niet meer te achterhalen zijn.